“Het was mijn eigen keuze om naar een wzc te gaan. Ik kreeg fysieke problemen en zelfstandig thuis blijven wonen, lukte niet meer. Mijn zoon wilde dat ik bij hem kwam wonen, hij zou een containerwoning in zijn tuin zetten. Dat leek me een bijzonder slecht idee, zowel voor zijn privacy als voor de mijne. Natuurlijk had ik liever een andere keuze kunnen maken dan naar een wzc te gaan, maar voor onze overheid zijn er maar twee opties: het is nul, of het is honderd. In een serviceflat moet je namelijk ook alles kunnen wat je thuis kan.
“Ik ben op 9 mei 2022 toegekomen in wzc De Wending in Turnhout. Ik kende het hier al goed, dacht ik. Ik kwam er geregeld op het gelijkvloers, in de cafetaria, bij het onthaal. Ik heb er jaren geleden een muurschildering van 12 meter breed gemaakt. Ik vond het een aangenaam, modern gebouw, met veel lichtinval, vlak bij het centrum, dat vond ik belangrijk. Maar de zorgafdeling, daar had ik nog geen ervaring mee.
“Mijn eerste dag was een ontnuchtering. Ik had verwacht dat er iemand zou zijn van het zorgpersoneel om me welkom te heten, een kaartje, een koffie. Iets persoonlijks. Maar het was alsof ik in het ziekenhuis werd opgenomen voor een medische ingreep. Een maatschappelijk werker toonde me mijn kamer: daar is uw bed, hier is uw kast. Daarna kwam er iemand langs om mijn dieetvoorkeuren te bespreken en vervolgens iemand voor de medicijnen. Ze hebben me uitgelegd hoe de lichtschakelaars werkten, en dat was het dan. Aju paraplu, vanaf nu was ik kamer 235. Ik kan het me heel goed voorstellen: als je noodgedwongen naar hier verhuist, voel je je regelrecht gedumpt.
“Gelukkig is er al heel wat veranderd sindsdien. Enerzijds door mijn mondigheid, die zelfs geleid heeft tot een boek. Maar ook door een generatiewissel bij het personeel. Er zijn heel wat jongere zorgkundigen bij gekomen en ik merk dat zij minder star zijn in de regeltjes. En doordat zij losser zijn, heeft dat ook weer een impact op de oudere garde.
“Een voorbeeld: ik heb hele fijne tafelgenoten, onder wie een kleine Sardijn in een rolstoel. Al snel hadden we de gewoonte dat ik hem na de maaltijd de gang in hielp, waarna hij terugrolde naar zijn kamer. Tot hij zei: duw me maar eens af, eens zien hoe ver ik geraak. Natuurlijk ben ik heel voorzichtig begonnen. Eerst tot aan de eerste radiator, dat bleek vlotjes te gaan. En dan steeds verder. De eerste kamerdeur, de tweede radiator, de tweede kamer. Ja, we hebben af en toe de muur wel eens geraakt, maar het plezier dat we hadden. En het jongere personeel zag er ook de lol van in. Ze begrepen dat het echt wel ongevaarlijk vertier is.
“Op die manier heb ik stilaan gehoor gevonden. Het personeel was aanvankelijk heel autoritair en taakgericht, stilaan zijn ze meer mensgericht. Ik heb hier stagebegeleiders gehad die met de chronometer naast hun zorgkundige in opleiding stonden: 4 minuten en 30 seconden mocht een wasbeurt duren, rug, intieme zone, afdrogen, alles inclusief. ‘Zet ons allemaal in onze blote op de gang en spuit ons af’, heb ik gezegd. ‘Als het er hier toch aan toe moet gaan als in een carwash, maak er dan maar een echte van.’
“Ze waren vergeten dat functioneel contact ook menselijk kon. Het kost geen extra moeite om te vragen of iemand liever kouder of warmer water heeft, harder of zachter geschrobd wil worden. Ik heb er een strijd van gemaakt dat ik niet gewekt word. Pas wanneer mijn deur op een kier staat, mag er iemand binnen. Dat is toch zo moeilijk allemaal niet? En dat differentiëren maakt een planning niet eens moeilijker, het creëert net ruimte. Echt niet iedereen vindt het aangenaam om voor 7 uur ’s ochtends onder de douche gezet te worden. Dat maakt dat je het rustiger aan kan doen met degenen die het wel belangrijk vinden om gewassen en gestreken aan het ontbijt te verschijnen.
“Alles kan nog beter, maar ik ben hier gelukkig. Ik ben zeker dat dit was wat ik nodig had. Alleen de uitvoering kan nog beter, maar daar blijf ik iedereen attent op maken. Ook de andere bewoners trouwens, die zuchten ook wat af, kan ik u zeggen. Je zou eens mee aan tafel moeten zitten: het gezaag, de kaalslag van het Amazonewoud is er niets tegen. Maar als het zorgpersoneel komt vragen of er iets scheelt, zijn hun aardappelen ineens héél interessant. Zég het dan, zeg ik hen. Doe dat beleefd, zeg dank je wel, heb geduld, en het komt in orde. Dat zeg ik uit ervaring. Ik slaap elke dag uit en iedere nieuwe bewoner krijgt nu een kaartje.”
Ik werd kamer 235, Lieve Flour, Politeia, 256 p., 24,99 euro.
“Mijn vader, 86, woont al negen jaar in een rusthuis. Hij heeft vasculaire dementie, met hoogtes en laagtes, en zit in een rolstoel. Daardoor verblijft hij op een gesloten afdeling. Elke dag gaat iemand van de familie langs, dus we kennen het er goed. Ons oordeel: het eten is er heel goed, maar sinds corona is er veel veranderd. We zien vooral veel minder personeel.
“Vroeger werden elke dag activiteiten georganiseerd - spelletjes of een tochtje met een speciale fiets. Dat is gedaan. Er is een mooie tuin, maar als je niet zelf kan stappen of geen familie hebt om je te helpen, pech. Er zijn kinesisten, maar er is weinig tijd. Daardoor zit mijn vader, die nog een goed been had, al jaren in een rolstoel. Zijn goede been is inmiddels zo verstijfd dat het zelfs in bed nog gebogen staat. De eerste jaren kon hij nog alleen naar het toilet, daarna gebruikten ze een speciale lift om hem op de wc te helpen, nu zeggen ze gewoon: doe maar in een pamper. Ik heb daar al veel mensen gezien met uitgelopen pampers, erger dan bij een baby.
“Mijn vader had ook al lang de gewoonte om een middagdutje te doen. In het begin hebben we echt moeten vechten om hem ’s middags te kunnen laten slapen - hij viel om vijf uur in slaap tijdens het eten - nu laten ze hem soms gewoon in bed liggen en eet hij daar zijn boterhammen, omdat er niemand is om hem er na zijn dutje weer uit te helpen. Onlangs kwam ik in de late namiddag toe, ik hoorde hem al in de gang roepen. Hoelang zou hij zo hebben liggen roepen, anderhalf uur?
“Om vier uur in de namiddag sturen ze al de eerste mensen naar bed. Wie dat nog kan, eet om vijf uur boterhammen in de eetzaal - als iemand te traag eet, halen ze het bord weg want ‘ze heeft precies geen honger’ - en om kwart voor zes ligt iedereen in bed.
“’s Nachts is er maar één verzorger per gang, maar die moet meestal op een andere gang een of ander probleem helpen oplossen. Het gevolg? Mijn vader heeft zo’n nachtkastje op wielen met daarop een kan water en een bel. Maar meestal schuiven ze dat kastje weg, anders ‘zit hij daar heel de tijd aan die bel te prutsen’, zeggen ze. Van een uur of zes tot ’s morgens vroeg moet hij het dus stellen zonder een druppel water.
“Laatst zat mijn zus bij mijn vader, toen een verzorgster langskwam met de medicatie. Normaal gezien wordt die op voorhand per inwoner in potjes verdeeld - iedereen heeft natuurlijk zijn eigen medicatieschema - maar heel wat personeel is tegenwoordig anderstalig: sommigen hebben het moeilijk om de namen of dosissen juist te lezen. Toen mijn zus er was, graaide de verzorgster gewoon een handvol pillen uit haar schort, en gaf ze die zo aan mijn vader.
“Wie lastig doet, krijgt druppels om te kalmeren. Soms zie ik mensen - en ik heb m’n vader ook al zo gezien - die zo versuft zijn dat ze tijdens het eten zo ver naar voren vallen dat hun hoofd op tafel ligt. Soms worden mensen overgebracht naar een gesloten psychiatrische afdeling. Laatst nog een bewoonster met een nogal franke mond, die geen kinderen had maar wel een nichtje dat vaak op bezoek kwam. Ze hebben haar naar de psychiatrie overgeplaatst zonder de familie in te lichten, haar nicht mocht haar daar niet bezoeken. Twee maanden later is die vrouw overleden.
“Er zijn goede verzorgers bij en minder goede. Maar vooral: ze zijn met veel te weinig. Soms vragen ze ons zelfs of we nog even blijven om de zaal in het oog te houden. Er wordt keihard gewerkt, maar zeker de jonge mensen behandelen de inwoners niet meer als mensen. Ik denk dat ze niet anders kunnen dan daar wat afstand nemen, anders ga je daaraan kapot. Maar het is mensonterend.
“Bij de directie vinden we geen gehoor. We durven ook niet te hard klagen, want wat als ze mijn vader buiten zetten? En volgens wat ik hoor, is het bij ons niet eens zo erg. Dus wat is ons alternatief? Als je zelf nog werkt, kan je niet zorgen voor iemand die hulpbehoevend is. Ik voel me schuldig, maar ook bezorgd om de toekomst. Dit gaat niet beteren, hè. Ik ben alleszins nooit van plan om zelf naar een rusthuis te gaan. Ik wil dit nooit moeten meemaken.”
*Linda is een schuilnaam, haar echte naam is bekend bij de redactie
“De eerste 95 jaar van mijn leven woonde ik in Merksem. Een jaar heb ik nog alleen gewoond, nadat mijn vrouw gestorven is. Daarna heb ik twee jaar bij mijn dochter en mijn schoonzoon ingewoond in Kalmthout, met mijn kleinzoon en achterkleindochter achter de hoek. Heel fijn. Maar ik merkte dat het zwaar werd voor mijn dochter en dan heb ik gezegd: zou ik niet beter een goede home zoeken?
“Niks heb ik daarmee ingezeten. Ik was de afgelopen jaren al een paar keer op kort verblijf in een ander rusthuis geweest, wanneer mijn dochter op vakantie was. Ik heb dat altijd prima gevonden. En sinds een dikke week woon ik nu hier, in wzc Beukenhof in Kalmthout. Het is voor mij een compleet nieuwe plek, maar het is hier goed van eten en drinken, ik word goed verzorgd, wat moet een mens meer hebben? Ik ben zelfs verwelkomd door de bestuurder van het wzc, toen ik verhuisde.
“Het is hier een gezonde omgeving. Er is veel groen, er is hier veel te doen. Er wordt veel sport aangeboden. Dat is goed, want ik doe nog graag mijn gymnastiek. Wandelen kan ik ook nog redelijk. Twee weken geleden was ik in Zierikzee, heel dat centrum doorwandelen, de Deltawerken bezoeken - heel erg de moeite. Ze doen hier ook uitstapjes, daar kijk ik naar uit. Naar Antwerpen, naar een brouwerij. Deze namiddag is er een cursus bloemschikken. De meeste vrouwen gaan dat wel plezant vinden, denk ik.
“Ik ga niet meedoen, ik heb werk genoeg. Ik schrijf veel, alles wat ik meemaak, giet ik in een artikel en daarna bundel ik ze in een boek. Dat doe ik al heel mijn leven. En ik lees veel. Ik heb zes- à zevenhonderd boeken, hopelijk kan ik die nog allemaal naar hier overbrengen. Vooral over de Tweede Wereldoorlog. De aanvallen met de V-bommen interesseren me het meest.
“Ik heb die zelf meegemaakt. Eerst was er de belegering van Merksem, in september 1944. Antwerpen was al bevrijd, wij volgden pas een maand later. Daarna vielen de V-bommen, zes maanden lang. Zeven maanden hebben wij in een kelder gewoond, met de dood boven ons hoofd, niet wetende wanneer de bommen zouden vallen. Dat doet wat met u.
“Als je dat hebt meegemaakt, dan relativeer je daarna veel. De meeste anderen hier zijn een stuk jonger dan ik. Veel van hen hebben de oorlog niet eens meegemaakt. En ik weet dat er veel mensen zijn die niet graag in een wzc zijn, maar ik heb altijd het geluk gehad dat ik me tamelijk goed kan aanpassen, waar ik ook ben. Eenzaam ben ik al helemaal niet. Ze komen hier om de paar uur vragen of ik koffie of thee wil, of ik mee kom naar een activiteit.
“En ja, soms moet je wat langer wachten wanneer je hulp nodig hebt. Maar ik weet ook wel dat ze in de zorg veel mensen tekort hebben, ik zie hoe hard iedereen hier zijn best doet. Wat moet ik dan klagen? Niemand kan twee jobs tegelijk doen, hé. Nee, ik ben heel content. Ik hoop dat ik er nog een paar jaar zo mag bijdoen, dan ben ik een heel gelukkige mens.”
If you often open multiple tabs and struggle to keep track of them, Tabs Reminder is the solution you need. Tabs Reminder lets you set reminders for tabs so you can close them and get notified about them later. Never lose track of important tabs again with Tabs Reminder!
Try our Chrome extension today!
Share this article with your
friends and colleagues.
Earn points from views and
referrals who sign up.
Learn more